Ismoe en Farah zijn ouders van twee jongens.
Deze jongens hebben heel wat energie en lijken steeds samen op avontuur te zijn.
Het is dan ook niet uitzonderlijk dat er af en toe iets misloopt en plots de sfeer omslaat. Het is dan vaak Farah die tussen beiden dient te komen.
Dat verloopt vaak op dezelfde manier:
‘Ik heb dat niet gedaan,’ wordt zo snel als mogelijk door één partij door de kamer geschreeuwd. Ook de andere partij roept vervolgens heel verbouwereerd ‘neen, ik ook niet, ik heb dat niet gedaan!.’
Farah voelt zich vaak een rechter, alleen geeft ze aan zelf vaak niet te weten wie juist of fout was in het verhaal.
‘Als je er niet bij bent als ouder, weet je het eenvoudigweg niet,’ zegt ze wat machteloos.
Laten we starten bij de vraag:
"Hoe ziet een kleuter dit?"
Beide jongens spelen erg impulsief en dus zonder veel na te denken over eventuele gevolgen. Wanneer iets misloopt, iets stuk gaat of een discussie start, schrikken zij als actieve spelers evenzeer. Ze voelen dit zelf niet aankomen en worden er als het ware in een paar seconden, zonder veel gevoel van controle, in meegezogen.
Vaak zijn er twee mogelijkheden:
Optie 1:
Geen van beide partijen vindt oprecht dat het zijn schuld is. Kleuters kijken immers nog erg egocentrisch en gaan vooral hun goede intentie weergeven en vaak daardoor de schuldvraag heel eenzijdig bekijken.
Optie 2:
Het is duidelijk wie ‘schuld treft’ onder de jongens, maar door angst voor een grote strafmaat, durft men het niet toe te geven.
In ieder geval heeft elke betrokken speler een negatief gevoel, een groot negatief gevoel. Vaak een gevoel waar niet een heel specifieke naam voor bestaat of dat ze toch nog niet altijd met woorden kunnen kaderen.
Iedereen voelt zich slecht, niet enkel de zogezegde schuldige.
5 tips om zelf mee aan de slag te gaan.
1. Wees geen rechter die beslist wie schuld treft en wie niet.
Hang ook geen strafmaat aan wat gebeurde of ga niet mee in de discussie tussen beide kinderen wie gelijk heeft.
Zo zorg je er vaak voor dat kleuters geen andere oplossing zien dan angstvallig blijven liegen.
2. Zet het gevoel dat je bij je kinderen ziet, in de verf.
Benoem het, geef het een naam.
‘Je bent erg geschrokken’, zie ik, ‘en ook heel boos, niet?’
3. Vertraag.
Vertraag nu. Dit gevoel is hetgene dat moet opgelost worden, niet die schuldvraag.
Jij co-reguleert het gevoel en probeert het samen met jouw kind kleiner te maken.
4. Stel op een rustige manier grenzen.
Stel eventueel wel op een rustige manier grenzen aan het gedrag dat nu te zien is. Blijven de twee broers elkaar pijn doen of wordt er oorverdovend geschreeuwd, dan roep je aan dat gedrag een halt toe.
5. Start het gesprek.
Wanneer iedereen tot rust is gekomen, zowel in gedrag, maar vooral op gevoelsmatig vlak, start je een gesprek met de focus op herstel. Moet er iets terug opgebouwd worden, zijn excuses of letterlijk terug (fysiek) contact nemen aan de orde?
Dit laatste punt kan je enkel starten wanneer de emoties voldoende gaan liggen zijn en dat er opnieuw rationeel kan meegedacht worden. Doe je dit te snel en zijn de gemoederen toch nog niet volledig tot rust, zorgt dit heel snel voor een nieuwe escalatie.
Wil je graag eerdere artikels lezen?