Beide kinderen kunnen niet meer verschillen. Dochter Millie is een echte spring-in-‘t- veld. Ze staat op en plukt de dag. Ze maakt zich weinig zorgen en gooit zich steeds vol overgave in nieuwe avonturen. Dat sommige dingen meteen lukken en andere dingen volledig fout lopen, kan haar niet deren.
Lucas daarentegen piekert en lijkt alles te beredeneren nog voor hij een eerste stap neemt. Wanneer hij niet zeker is dat het eindresultaat top zal zijn, start hij niet aan de taak.
Laatst was er een tekenopdracht voor school; Een kerstkaart tekenen voor de mensen die in een woonzorgcentrum verblijven. Lucas’ leerkracht toonde ter inspiratie wat voorbeeld kerstkaarten. Een tekening van een mooie kerstboom, de kerstman en zijn slee of een persoonlijke creatie; alles was goed… als de mensen uit het centrum maar een leuke kaart ontvingen. Maar Lucas werd onrustig, was boos op zichzelf en leek vooral erg verdrietig. Starten aan de kerstkaart lukte hem niet. Want zo mooi als de voorbeelden die meester Tim getoond had, kon hij vast niet tekenen. Noch meester Tim, noch mama kregen hem aan de slag.
Mama Moira vertelt dat dit maar één voorbeeld is, van de zovelen, waar Lucas dagelijks tegen botst.
Laten we starten bij de vraag:
"Hoe ziet een kleuter dit?"
Lucas vergelijkt zich met de mensen rondom zich. Hij heeft het vastgeroeste idee dat hij een taak als tekenen niet even goed als anderen kan volbrengen. Zijn maatstaf is het eindproduct. Dat eindproduct moet bovendien een creatief idee zijn, technisch goed getekend worden en tot in detail afgewerkt en ingekleurd zijn.
Door zijn onzekerheid in de slaagkans, start hij niet. Of beter, weet hij niet hoe hij zichzelf net dat duwtje kan geven om te durven proberen.
Hij wordt overspoeld door dit angstige gevoel. Enkel wanneer hij helemaal zeker is dat hij het kan, durft hij te springen.
Wanneer een kind ‘Ik kan dat niet’ zegt, vraagt hij niet jouw mening. Hij communiceert zijn angst en onzekerheid en geeft aan het niet alleen te kunnen. Hij geeft aan nood te hebben aan jouw nabijheid en ondersteuning, want weet geen raad meer hoe dit zelf op te lossen.
Vaak hoor je jezelf één van deze zinnen antwoorden:
- "Maar jawel, jij kan dat wel!"
- "Tuurlijk lukt het niet, je probeert ook niet."
- "Kom maar, ik zal het wel even voor jou doen."
Deze antwoorden geven de respectievelijke boodschap:
- Ik heb een andere mening, ik probeer je van de mijne te overtuigen en ik neem de jouwe niet serieus.
- Ik ben niet akkoord en heb mijn oordeel over deze situatie en jouw aandeel daarin.
- Je bevestigt het kind zijn denken en geeft onbewust en zonder woorden aan: inderdaad, je kan het niet zo goed dan ik.
4 tips om zelf mee aan de slag te gaan.
1. Luister grondig naar de ware boodschap die verteld wordt.
Hoor niet enkel de letterlijke communicatie, maar begrijp de nood aan nabijheid die daar onder zit.
2. Erken en accepteer het gevoel.
Erken dat bang zijn om niet te slagen geen fijn gevoel is. Dit gevoel accepteren en er leren mee omgaan, kunnen we samen leren met vallen en opstaan.
3. Er bestaan geen domme fouten.
Geef jouw kind de boodschap dat fouten maken mag. We kijken niet enkel naar een eindproduct, maar naar het hele proces en alles wat daarbij komt kijken. Dat is van veel grotere waarde. Zo zijn ‘fouten’ slechts hobbels in het parcours dat je aflegt.
4. Toon jouw vertrouwen.
Motiveer je kind om aan de slag te gaan en biedt veiligheid en geruststelling door er onvoorwaardelijk en zonder oordeel te zijn. Bied telkens opnieuw jouw helpende hand aan en ga daarbij zelf de zoektocht aan om een ondersteuning te vinden die passend is voor jouw kind.
Sta model en toon jouw vertrouwen. Geef aandacht aan de moed en het doorzettingsvermogen. Ondersteun dit proces door er eenvoudigweg te zijn. Geef jouw kind de boodschap dat fouten maken mag en bied een helpende hand op weg uit deze overspoelende faalangst.
Wil je graag eerdere artikels lezen?