Ruben en Ralf zijn tweelingbroers. Zij lijken sterk op elkaar, maar hun kinderen konden niet meer van elkaar verschillen. 

Ruben heeft een zoon van vier, een durfal, een druk baasje dat er steeds invliegt, zonder veel nadenken. 

Ralfs zoon van vier jaar is rustig, doordacht en eerder afwachtend. 

Op een familiefeest is het verschil tussen beide zonen dan ook opmerkelijk. Rubens zoon zet zichzelf in de spotlights, zoekt spontaan contact met alle gasten en doet harten smelten met zijn kleuterhumor. 

Ralfs zoon staat de gehele tijd achter diens been, verscholen en licht bevreesd. Spontaan vertellen doet hij niet, maar ook wanneer andere kinderen hem vragen om te spelen, kruipt hij nog wat dieper weg. 

‘Niet flauw doen, he!,’ zegt Ralf.  

Maar terzelfdertijd weet hij dat net die uitspraak het verlegen gedrag van zijn zoon versterkt. 

'Wat kan ik doen om hem te helpen?', vraagt Ralf. 

 

 

Net die uitspraak versterkt het verlegen gedrag van zijn zoon.

Laten we starten bij de vraag:

"Hoe ziet een kleuter dit?"

Ralfs zoon is vier jaar. In deze eerste levensjaren leerde hij massa’s nieuwe vaardigheden, maar toch valt datgene waar hij het moeilijk mee heeft het sterkst op. 

Bij vele nieuwe situaties weet hij niet wat er verwacht wordt, hoe hij dat vlot en spontaan kan aanpakken of botst hij tegen een dominante tegenpartij, die hem een heel bang gevoel kan geven. 

Hij wil wel spreken, hij wil plezier maken, maar hij weet eenvoudigweg niet hoe hij dat op zijn tempo aan kan pakken. 

Wanneer dat grote onzekere gevoel hem overspoelt, heeft hij slechts één oplossing: de veilige haven van een ouder opzoeken, want dat geeft hem het gevoel niet alleen te zijn in deze situatie. Het geeft hem steun en geruststelling. 

Zonder deze houvast zou hij overmand worden door emotie en voelt hij zich verloren. 

4 tips om zelf mee aan de slag te gaan.


1. 

Benoem niet luidop wat moeilijk loopt, maar toon oprecht begrip voor de emotie die je ziet. Die is er en zal niet weggaan door een belerend advies van jou. 
‘Niet flauw doen,’ is dan zeker goed bedoeld, maar zorgt ervoor dat jouw kind geen hulp voelt en zich erg alleen kan voelen. 

2. 

Help de emotie dragen en zoek de onderliggende behoefte van jouw kind.  

  • Heeft hij meer informatie nodig: wie is er allemaal, waar zijn we, hoelang zijn we hier? 
  • Heeft hij meer voorspelbaarheid nodig? Wat gaan we hier nog doen, hoe zal de namiddag verder verlopen? 
  • Heeft hij bevestiging nodig en vertrouwt hij nog onvoldoende op zijn eigen kunnen? 

3. 

Denk mee na om alternatief, meer helpend gedrag uit te proberen. 

Jouw kind hoeft immers niet meteen helemaal alleen naar die grote groep kinderen te stappen. Je kan eerst samen de ruimte verkennen en al kort contact initiëren met een aantal anderen.  

Deze stapsgewijze aanpak geeft geleidelijk meer autonomie in een situatie. Het geeft steeds meer vertrouwen en zorgt ervoor dat de uiteindelijke stap niet meer zo groot aanvoelt. 

4.

Benoem tenslotte ook wat wel lukt. Een succeservaring, hoe klein ook, geeft energie en moed om door te zetten. 

Wil je graag onze andere artikels lezen?