kind-faalangst

Liliane is oma van Oona (5 jaar). Ze vertelt: 

'Oona is een flinke kleuter. Ze is nu bijna zes jaar. Ik sta soms versteld van haar woordenschat. Die is al heel uitgebreid. Ze kan dus goed vertellen wat ze wil en hoe ze het wil. Tijdens een autorit  bijvoorbeeld, staat haar mondje niet stil. Alle verhalen, bedenkingen en nieuwe kennis, krijg ik te horen, tot in detail verteld.' 'Ik vind het een fantastische eigenschap,' geeft oma aan, 'ook al is het best vermoeiend.' 

Maar wanneer we ergens toekomen, verandert mijn spraakwaterval in een verlegen duts. Ze verstopt zich achter mijn been en durft niets meer te vertellen. 

‘Awel, ben je je tong verloren?’, zeg ik dan altijd. Maar die opmerking helpt haar uiteraard geen stap verder. 

Hoe pak ik dit aan? 

Laten we starten bij de vraag:

"Hoe ziet een kleuter dit?"

Bij oma voelt Oona zich veilig. Ze weet dat de zorg en steun van oma onvoorwaardelijk is. Ze vertrouwt haar blindelings, waardoor ze helemaal zichzelf durft te zijn. 

Een kleuter kan dan wel in één context een bepaalde vaardigheid tonen, deze vaardigheid toepassen en durven hanteren in élke context, is nog heel anders.
Praten tegen oma voelt immers vertrouwd, voorspelbaar en heel gewoon aan, maar praten tegen een mama van een vriendje voelt een stuk minder vertrouwd, onvoorspelbaar en heel vreemd aan.
 

Een afwachtende houding bij nieuwe situaties is echter niet vreemd. Het heeft zelfs een beschermende functie en moet daarom zeker niet volledig verdwijnen.  

 Zo voelt Oona een zekere angst wanneer ze een situatie niet kan inschatten. Deze angst resulteert in een afwachtende houding, heel verschillend met de Oona die oma kent. Zij communiceert echter ook hier met oma, maar dan zonder woorden. Zo kan je deze boodschap vertalen in: ‘deze situatie is nog wat eng voor mij. Ik denk dat ik het nog niet alleen kan. Ik laad me even op bij jou, heb jouw nabijheid nodig en vraag wat ondersteuning.’  

Oona voelt zich in haar gekende omgeving, bij haar vaste zorgfiguren, veilig. Ze kan zichzelf zijn, zich uitdrukken en durft zichzelf te tonen. 

Dit generaliseren naar elke context vraagt vertrouwen in zichzelf en veel oefening.  

4 tips om zelf mee aan de slag te gaan.


1. Oordeel niet. 

Voor ons als volwassene lijkt een situatie misschien heel gewoon, maar voor een kleuter kan een omgeving nieuw zijn, de mensen nog ongekend en het verloop onvoorspelbaar. Dat is best eng. Over een gevoel discussieer je niet, dat aanvaard je.

 

2. Benoem het gevoel.

Voer dus geen pleidooi over waarom bang zijn niet hoeft. Een bange kleuter overtuigen dat zijn gevoel fout is, geeft weinig steun. Het gevoel is er, dat kan je niet zomaar uitzetten. Benadruk eerder wat je ziet: ‘deze situatie is eng voor jou.’  

Dat toont begrip en inzicht in zijn leefwereld en zorgt voor verbinding zodat verdere hulp ook echt aankomt. 

 

3. Help het gevoel verkleinen.

Help het bange gevoel te verkleinen, door meer nabijheid te geven, meer informatie te geven over het verloop van dat moment en geef ondersteuning bij de acties die je van hem vraagt. Samen dag zeggen, samen kijken hoe de ruimte eruit ziet of wie er allemaal is bijvoorbeeld. 

 

4. Focus op het leerproces. 

Stem af op jouw kleuter en voel aan hoeveel hulp hij nodig heeft. Bouw vervolgens stapsgewijs de ondersteuning af, in dat moment of over verschillende momenten heen. 

Het is niet omdat een kleuter die dag nog niet durfde praten, dat hij niet oefende om dat één van de volgende keren wel aan te durven. 

Wees daarbij geduldig en zie het als een leerproces waarbij jij van leider, naar helper naar supporter gaat en daarbij alle begrip toont voor de tijd die nodig is. 

Wil je graag eerdere artikels lezen?